Page 30 - DE BRANDWEERKAZERNE

28
gewijd aan een hoger denken, een plaats die alle brandweerlui
door een stevige ketting van verbondenheid verbindt, naar het
beeld van de band die tussen alle brandweermannen bestaat,
ook de doden en de gekwetsten, tussen alle brandweermannen
van Charleroi, alle brandweermannen van België en die van alle
andere landen. Elke grote ramp heeft zijn fresco! Dus heeft dit
heldenplein een fresco nodig! Ik wil de brandweermannen ook
een hymne schenken! Een muziekstuk dat speciaal voor hen
geschreven moet worden!’ Philippe Samyn
HOE VERLOOPT EEN INTERVENTIE?
De noodoproepen (100 of 112) komen binnen bij de 100-centrale
van Bergen die, in functie van de territoriaal bevoegde brandweer-
dienst en de uitrusting van de kazerne, de noodoproepcentrale van
de regionale brandbestrijdingsdienst van Charleroi waarschuwt
(in voorkomend geval via een XML-bericht via de ISDN-lijn die het
informaticasysteem van de centrale van Bergen rechtstreeks ver-
bindt met de apparatuur en de computer van de dispatching).
Het geïntegreerde systeem laat toe dat in de brandweerkazerne
of -post al dan niet automatische audio- en visuele boodschappen
worden verzonden (een reeks tonen, aankondiging vooralarm,
rode lampen, aankondiging op LCD-schermen …), die vooraf afge-
sproken zijn en waarmee het personeel van een nakende interven-
tie op de hoogte wordt gebracht.
De verantwoordelijken van dienst schatten het belang van de
oproep in en bekijken de mogelijke inzetbaarheid van de interven-
tie-eenheden van de kazernes in Charleroi en Jumet. De mede-
werkers van de centrale beslissen, eventueel in overleg met de
waarnemende onderofficier, welke middelen voor de interventie
worden uitgestuurd.
Het dispatchingsysteem heeft intussen de informatie reeds doorge-
stuurd naar de printer in de hal van de interventievoertuigen en
naar het routeberekeningssysteem van de voertuigen.
Het algemene alarm wordt gegeven via een boodschap die de
post vermeldt (de vooruitgeschoven post van Jumet of Charleroi),
en het desbetreffende vertrek, de interventieplaats en eventuele
verzwarende factoren.
Vanaf het vooralarm worden de bestemming en de identiteit van
de uitrukkende eenheden aangegeven op schermen die overal in
de kazerne verspreid zijn.
Zodra het vertrek wordt aangekondigd, begeven de brandweer-
mannen die bij de interventie betrokken zijn zich naar hun voer-
tuig, vanaf de plaats waar ze aan het werk zijn of vanaf de dag- of
nachtlokalen. Daarvoor moeten ze horizontale of verticale afstan-
den overbruggen, voor die laatste maken ze gebruik van glijpalen.
Die afstanden moeten, omdat een snelle responstijd prioritair is,
zo kort en zo snel mogelijk overbrugbaar zijn.
Het operationele personeel trekt zijn persoonlijke beschermings-
middelen aan vooraleer het in het voertuig plaatsneemt. Wanneer
het geïntegreerde dispatchingsysteem defect is of nog niet geac-
tiveerd is, bedienen de verantwoordelijken in de noodcentrale de
automatische opening van de poorten vanaf hun bedieningspaneel.
De uitrukkende voertuigen verlaten het terrein via een en
rijden onder het geautomatiseerde uitgangsportaal door dat bij
voorkeur geactiveerd wordt door het besturingssysteem van de
kazerne, maar eventueel ook door de noodoproepcentrale.
O. : ‘Vanaf het moment dat we de kazerne voor een interventie ver-
laten, zitten we al in de interventie en gaan de mannen door met
het aantrekken van de uitrusting. De rit erheen maakt reeds deel
uit van de interventie! Een interventie is zoals een choreografie.
Iedereen moet zijn rol vervullen. Iedereen overloopt ook al zijn
taken. Als je de omgeving kent, probeer je je die in je hoofd voor
te stellen om je voor te bereiden. Het sleutelwoord is concentratie!
In de voertuigen heerst absolute stilte! De ontspanning komt pas
tijdens de terugkeer. Dan komen de tongen helemaal los!’
Bij de terugkeer wordt de toegangsdeur geopend, ofwel manueel
door de noodoproepcentrale ofwel door het automatisch systeem
voor nummerplaatherkenning of door de identificatietechnologie
via gerichte inkomende radiogolven (Radio-frequency identifica-
tion, RFID) die signalen opvangen van de voertuigen die met het
systeem zijn uitgerust.
Bij terugkeer nemen de wagens een andere weg dan bij het vertrek,
een weg die hen naar de garagepoorten voert aangeduid met IN.
In de nabijheid van die IN stalt het personeel het vuile en gebruik-
te materiaal uit op de daarvoor voorziene plaatsen en tuigt het
voertuig opnieuw op met slangen, ademluchttoestellen, propere
touwen, blustoestellen … De chauffeur en de brandweermannen
stappen opnieuw in de wagen, passeren indien nodig langs de
carwash om materiaal en voertuig te reinigen en keren dan terug
naar de plaats die hun wagen is toegewezen.