190
EUROPA
niet gerespecteerd kunnen worden. Daarom
werd al vlug besloten met de ADC-fase te
beginnen; zo bleef er nog voldoende tijd
over om de laatste hand te leggen aan het
hoofdproject en alle noodzakelijke vergun-
ningen aan te vragen.
Portaalconstructies
Voor de uitbreiding van het Brusselse GEN
was de aanleg nodig van een nieuwe ver-
binding tussen de stations Schuman en
Josaphat, die elk aan een andere lijn lagen.
Het tracé van die nieuwe lijn, vastgelegd
lang voor het project voor de nieuwe zetel
van de Raad van de Europese Unie, loopt
onder het terrein door van gebouw A van de
Résidence Palace, van de bovenkant van de
eerste ondergrondse verdieping tot de vloer
van de vierde ondergrondse verdieping, en
dat over een breedte van ongeveer 25 m. Die
tunnel noopte in het bestaande gebouw tot
een overbruggingsstructuur die aan weers-
kanten van de tunnel de lasten overnam.
De structuur die voor die overbrugging was
uitgewerkt, voordat het projectteam voor
de zetel van de Raad van de Europese Unie
was aangeduid, was een betonnen structuur
die twee verdiepingen hoog was en die door
haar enorme afmetingen en het terrein dat
ze in beslag nam de beschermde delen van
gebouw A aanzienlijk verminkte.
Vanaf het begin van de projectstudies stelde
Philippe Samyn voor de betonnen construc-
tie te vervangen door een veel lichtere, me-
talen constructie die drie verdiepingen hoog
zou zijn. Vanaf de eerste haalbaarheidsstudie
bleek dat die metalen variant het mogelijk
maakte de beschermde delen bijna volledig
intact te laten. Zowel de Regie der Gebou-
wen als de Raad was snel gewonnen voor
die variant en de studie ervan werd aan het
onderzoeksteam toevertrouwd.
Die metalen constructie bestaat uit vier
portaalconstructies – A, B, C en D – die aan
de buitenkant dezelfde afmetingen hebben,
maar waarvan het ontwerp varieert in func-
tie van de raam- en deuropeningen van de
bestaande gebouwen die eraan palen.
Ze bestaan uit samengevoegde metalen pro-
fielen die tot 1,20 m hoog zijn, gemaakt van
metalen staven tot 120 mm dik. De portaal-
constructies A en B zijn aan de binnenkant
van het gebouw gebouwd, waardoor op die
plaatsen de vloeren op drie verdiepingen
moesten worden uitgebroken.
Op die portaalconstructies rusten twee
bijzonder sterk gewapende betonnen af-
dekplaten met een dikte van 86 cm, de
ene voor de portaalconstructies A en B, de
andere voor de portaalconstructies C en D.
De ruimte tussen de portaalconstructies
B en C wordt in beslag genomen door de
beschermde gang waarvan de vloerplaat,
die dus bewaard moest worden, op de uit-
einden van de afdekplaten AB en CD rust.
Die betonnen afdekplaten vervangen de
bestaande platen van de benedenverdieping
en lopen door onder de beschermde gevel,
de dragende binnenmuren en de muren van
het historische trappenhuis. Het aanbrengen
van die afdekplaten onder de bouwelemen-
ten maakte het noodzakelijk die elementen
te stutten. Daarom werd er in stappen van
ongeveer 60 cm breedte per keer gewerkt,
zoals gebruikelijk bij ondervangingswerken.
In de definitieve fase worden die afdekplaten
met metalen staven aan de portaalconstruc-
ties opgehangen, maar in eerste instantie
worden er stalen staven met een heel hoge
weerstand geplaatst om de verschillende
opvijzelfasen te bewerkstelligen. Na het
beëindigen van de eerste opvijzelfase wordt
het mogelijk de spanning over te brengen
op de portaalconstructies en de last beetje
bij beetje naar de uiteinden van de tunnel
te verplaatsen. Het doel van die fase is het
gebouw heel lichtjes op te tillen om het van
de funderingsmuren ‘los te maken’. Daarna
volgen er nog meer opvijzelfasen, want de
planning voor het aanleggen van de tunnel
maakt het noodzakelijk dat het gebouw al bij
het begin van het project wordt bijgewerkt,
terwijl er nog heel wat afbraakwerk moet
gebeuren voordat er zelfs maar met het
eigenlijke bouwproject kan worden begon-
nen. Die opeenvolgende fasen van afbreken
en heropbouwen, nadat de portaalconstruc-
ties belast zijn, wijzigen de krachten die erop
worden overgebracht aanzienlijk, vandaar de
verschillen in hun vervorming. Die moet ge-
compenseerd worden door het verlengen of
verkorten van de staven om de vlakheid van
de betonnen dekplaat te bestendigen, want
de constructies die daarop rusten, verdragen
geen vervorming.
Vloeren van het bestaande gebouw
De vloeren van het bewaarde deel van het
historische gebouw bestaan uit geribde
betonnen tegels. Ze zijn gelegd met behulp
van een voor die tijd vernieuwende bouw-
methode, waarbij op de vloerbekisting voor-
gevormde U-vormige platen met de benen
naar omlaag werden geplaatst en naast
elkaar gelegd zodat er na het wegnemen van
de bekisting ribben van 24 cm diep ontston-
den terwijl de bovenkanten een tegel van
5 cm dikte vormden.
Studiepeilingen laten zien dat die vloeren
bedekt zijn met een aanzienlijke deklaag
waarvan de dikte varieert van 4 tot 14 cm.
De berekeningen die op die vaststellingen
zijn gebaseerd, bepalen dat het geheel een
draagkracht heeft van 200 kg/m², wat niet
overeenkomt met het behoefteprogramma.
Bovendien zijn die vloeren niet brandbe-
stendig volgens de in de reglementeringen
vastgelegde normen.
Dat heeft Philippe Samyn ertoe aangezet de
deklaag te vervangen door een valse vloer
waardoor een extra draagkracht wordt ge-
genereerd van ongeveer 150 kg/m², en de
brandbestendigheid op het juiste niveau
wordt gebracht door aan de onderkant
flocage aan te brengen. Op die manier kun-
nen de geribde tegels in het nieuwe ontwerp
behouden blijven. Dat zorgt eveneens voor
een kostenvermindering en bespaart heel
wat afval en materiaal.
Ir
Jacques Schiffmann
,
ingenieur, professor en daarna vennoot
van Philippe Samyn bij Setesco, tot zijn
pensionering in 1986.
WERKZAAMHEDEN IN UITVOERING