164
EUROPA
Grafisch ontwerpers zijn echter onderworpen aan de nuances van kleuren en hun
precieze benaming om die te kunnen reproduceren: kleurenkaarten en hun bijbeho-
rende codes zijn het geluk (of de terreur?) van elke grafische beroepsontwerper en
-colorist. Het granaatrood van Letland kan niet worden verward met het ‘paarsrood’
of paars van de vlag van Litouwen. Volgens het RGB-systeem (rood-groen-blauw)
bestaat de hexadecimale waarde #c1272d in computercode uit bepaalde hoeveel-
heden van elke hoofdkleur waarvan de onderlinge verhoudingen volgens een vast
systeem in de kleurenindex zijn vastgelegd: 75,7% rood, 15,3% groen, 17,6% blauw…
Van elke kleur wordt de tint gedefinieerd (haar positie in de kleurencirkel), haar verza-
digingsgraad, haar helderheid. [bron: Wikipedia]
En de schilders? Die hanteren een eigen woordenschat, een eigen syntaxis. Georges
Meurant geeft daar een mooi voorbeeld van. ‘Zijn schilderwerk’, zo stelt hij, ‘beproeft
kleur met als enige doel door de talrijke verhoudingen tussen kleur en structuur een
ruimtelijke functie te induceren.’ De schilder heeft het over
figurale inductie
, ‘een bij-
zondere dynamiek, die zorgt voor een discontinue maar onuitputtelijke transmutatie
van de waarneembare ruimte, door de onverwachte opeenvolgingen van samenvoe-
gingen en ontbindingen van vormen…’. Georges Meurant maakt immense composi-
ties van rechthoekige figuren in vlakke tinten: het zijn contouren, nevenschikkingen
en wisselwerkingen die zorgen voor dynamische effecten en die de perceptie van de
ruimte in beweging zetten. De ontmoeting met Philippe Samyn bleek al snel vruchten
af te werpen. De architect vroeg de schilder zich over het interieur van het gebouw
te buigen.
Het principe van de deurdecoraties, een polychroom orthogonaal raster, werd al snel
uitgebreid tot de tapijten, de plafonds en de wanden. Die decoratie wordt gecoör-
dineerd op basis van de afmetingen van een modelraster. De kleurrijke bekleding
bestaat respectievelijk uit vilten vierkanten (voor de tegels van de hangende plafonds),
tapijt (merinoswol met 250.000 knopen per m
2
, 500.000 draden dus), bedrukte folie
(voor de liftingangen) en gelaagde platen (deurbekleding).
De signaletiek is ordelijk dankzij de dimensionale structuur van de modules van
15 x 15 cm verdeeld over alle deuren, waarbij elk vierkant een andere kleur heeft. De
kleurcodes zijn plaatselijk aangepast aan de veiligheidsvoorschriften: toegang tot de
brandkranen, nooduitgangen, de zijde waarlangs de deuren opengaan. Alle picto-
grammen volgen deze logica. De gekleurde frames zijn systematisch en gaan de ver-
spreiding tegen van weliswaar reglementaire maar woekerende tekens die allemaal
samen zorgen voor echte visuele anarchie. Om dezelfde redenen van coördinatie
hebben de soffieten in de gangen een verticale rand van 15 cm.
Kleuren bijvoorbeeld zijn abstract en con-
ceptueel, met nuances die niet van tel zijn.
Rood – dat in de taal van de heraldiek
keel
wordt genoemd – kan worden omschre-
ven als karmozijn, granaat, ossenbloed of
vermiljoen. Dat heeft geen enkel belang of
betekenis. Wat telt zijn de assen, de positie,
de verdeling, de opeenstapeling van lagen,
de correlatie tussen boven en onder, voor
en achter, centrum en rand, links en rechts,
voorzijde en profiel.
Michel Pastoureau
,
‘Pas de marron dans le
blason’
in
Laurent Joubert,
Demain quels drapeaux.
Le livre des Trophées de paix
, Ed. Yellow Now, 1996.
Dit boek kwam tot stand ter gelegenheid van de
polyptiektentoonstelling van schilder Laurent Marie
Joubert in het Justus Lipsius-gebouw in Brussel.
VERDIEPINGSVLOEREN, talen en kleuren