156
EUROPA
Nieuwe metaalstructuren:
de lantaarn en de façade
van het atrium
De studie van het project vereiste bijzondere
aandacht, rekening houdend met de belang-
rijkheid en de complexiteit van de metaal-
structuren, niet alleen vanwege hun enorme
hoogte (12 verdiepingen), maar ook vanwege
hun draagwijdte, zowel voor het atrium, de
vakwerkliggers en de vierendeelmuur die de
tunnel van het GEN overspannen, als voor
de lantaarn, waarvan de grootste vloer een
spanwijdte van meer dan 30 m heeft.
De technische controleur moet voortdurend
een totaalbeeld van het project voor ogen
houden om de betrokken partijen op gevoe-
lige punten te kunnen wijzen en te anticipe-
ren op bepaalde situaties, in het bijzonder
wat betreft de aaneenschakeling van diverse
leveringen en vakgroepen waarvan de coör-
dinatie in de eerste plaats bij de onderneming
berust.
In hun bilaterale contacten met elk van de
betrokken partijen, eigen aan een speci-
fieke levering, spannen de diverse leden (elk
gespecialiseerd in hun vakgebied) van de
controleploeg zich in om de toeleveranciers
bijkomende informatie te verschaffen die
overeenstemt met de reële situatie en de
ervaringen op het terrein.
Een van de grootste uitdagingen, vooral voor
de metalen dakconstructies, was de studie
en de invloed van de methode en de fasering
van de opbouw op de globale, initieel bere-
kende dimensionering van de verschillende
structuren (lantaarn, atrium, vierendeelmuur).
Het dirigeren en coördineren van al de
schakels heeft ook geleid tot talrijke uitwis-
selingen over de toegestane afwijkingen, de
rechtheid en de uitlijning van de montage,
waarmee rekening moet worden gehou-
den bij bouwwerken van die hoogte en die
gerealiseerd worden door verdieping per
verdieping diverse opeenvolgende elemen-
ten opeen te stapelen die in een atelier zijn
geprefabriceerd.
Het maken van de metalen dakconstructies
van de lantaarn vergde een follow-up in de
fabriek voor de fabricage en de proefmon-
tage, naast een controle op de werf voor de
verankering in de ruwbouw en het assemble-
ren met bouten en laswerk. De structuren van
het atrium en de vierendeelmuur zijn bijvoor-
beeld volledig gelast, deels in het atelier tij-
dens het fabriceren van de modules, deels op
de werf om ze ineen te zetten.
De brandwerende isolatie, door intumescente
verf, flocage of harde protectie, werd struc-
tuur per structuur uitgekozen, niet alleen op
basis van de vereisten voor bestendigheid
tegen brand en hoge temperaturen, maar ook
op basis van architecturale kwaliteiten, af-
hankelijk van het feit of de structuur wel dan
niet zichtbaar was.
De vereiste om brandbestendigheid van het
niveau Rf 2h te garanderen, vergde talrijke
overwegingen bij het vastleggen van bruik-
bare scenario’s voor elk van de structuren en
substructuren.
De structuur van de lantaarn wordt volledig
door flocage beschermd, met een uitzon-
dering voor de steunbalken van de vloeren
van de grote conferentiezalen van de ver-
diepingen R5, R7 en R9, waar het vereiste
brandweerbaarheidsniveau hoger is: de
bescherming is erop gericht de verhitting te
begrenzen tot 200°C in plaats van tot 540°C
zoals voor de andere elementen, terwijl de
bintbalken niet beschermd zijn. Die bijko-
mende eis heeft tot doel de hitte-uitzetting
van die lange balken te voorkomen en dus
ook de gevolgen op de pijlers en ringbalken.
Voor die laatste was het evenwel noodzakelijk
om de assemblages te ontwerpen zoals een
smeltzekering, zodat de ringbalken de onver-
mijdelijke vervormingen – teweeggebracht
door het uitzetten van de balken onder het
effect van een brand in een zaal – konden
opvangen, zonder evenwel het centrum van
grote normaalkrachten te worden, want dat
kunnen ze niet dragen. Die balken hebben
inderdaad steeds de omgevingstemperatuur,
want ze bevinden zich in een ander comparti-
ment, buiten de door brand geteisterde zalen.
Het functioneren van die smeltzekeringen is
gebaseerd op een schuifmogelijkheid vanaf
een zeker spanningsniveau op de assemblages.
Tot slot worden de verticale raamstijlen of
mullions van de gevel van de lantaarn door
intumescente verf beschermd.
Het omhulsel
De geschiedenis van de Résidence Palace be-
staat uit ingrijpende veranderingen. Het ge-
bouw was emblematisch toen het in de jaren
1920 werd opgetrokken. In 1960 kreeg het er
een uitbreiding bij in de stijl eigen aan die tijd.
Sindsdien leek het zich in zijn rustige alle-
daagse bestaan te koesteren, tot architecten,
ingenieurs en werklui het abrupt uit zijn win-
terslaap haalden, zijn architectuur aanpasten
en het zo de 21ste eeuw binnenloodsten.
De bewaard gebleven structuur is geïsoleerd
om een beter thermisch comfort te verze-
keren, warmteverlies te beperken en een
verantwoordelijkheid ten opzichte van het
milieu te tonen. Omdat de originele gevels
behouden werden, werd de isolatie aan de
binnenkant bevestigd, en om elke bezorgd-
heid verbonden aan dampverspreiding te
vermijden, werd een nieuw materiaal gebruikt
dat het omgevingsvocht reguleert.
Het aanwenden van dat materiaal was een
delicate taak: het is immers belangrijk een
continu isolatieplan te realiseren om te ver-
mijden dat er condensatie optreedt in het
metselwerk of op de snijvlakken van de ma-
terialen. De ervaring van SECO op het gebied
van hygrothermische effecten op de omhul-
sels van gebouwen heeft de ploeg van het
project gesterkt in zijn aanvankelijke keuze
en gezorgd voor het verwezenlijken van een
efficiënte kwaliteitscontrole (aandachtspun-
ten wat betreft de uitvoering, het blootleggen
van fouten en gebreken). De wens van de
projectploeg om een duurzame houtsoort te
gebruiken en het hout voor de nieuwe frames
te behandelen met een beschermingsproduct
dat beantwoordt aan de milieunormen is tot
stand kunnen komen in samenwerking met
de onderneming die uitgekozen werd voor
de fabricatie en het plaatsen.
Er werd bijzondere zorg besteed aan de
luchtdichtheid van de oude vleugel. De ver-
bouwingen van het bestaande gebouw zullen
GLAZEN ELLIPSEN