Page 26 - Tussen binnenstad en spoor - Leuven 2003
P. 26
24
__ Tussen Provinciehuis en station
De beslissing van de bouwheer om zijn Het brede spoorwegemplacement vormt een barrière, het mar-
gebouw onder te brengen in de nabijheid van het station past keert zelfs de grens tussen Leuven en Kessel-Lo. Marcel Smets
binnen de strategie die door de overheid werd gestimuleerd. De gebruikt voor deze open ruimte in het stadsweefsel de metafoor
beleidsoptie van dit bedrijf is het groeperen, van haar activiteiten van de “ijzeren rivier”. Zoals een rivier bezit een spoorlocatie twee
nabij het station met het oog op een optimale bedrijfsorganisatie oevers en komt men via bruggen of tunnels van de ene naar de
en een verbetering van het mobiliteitscomfort van haar 1500 werk- andere kant. Wat men ook bedenkt, de spoorwegbedding aange-
nemers. Het smal en lang bouwterrein gelegen tussen het station legd in de 19de eeuw vormt een breuk die men blijvend fysisch zal
en het nieuw Provinciehuis heeft een breedte van 60 meter tussen ervaren. De oevers in Leuven zullen steeds randzones blijven, zelfs
de sporen en de Tiensevest en een totale lengte van 370 meter. met twee nieuwe verbindingen over de sporen. Randen kunnen bij-
Aan de langszijde wordt het terrein begrensd door een lager gevolg moeilijk een nieuwe centrale plek worden in een stedelijk
gelegen spoorwegbedding en door de tunnelgleuf van de weefsel, de grens blijft steeds een onomkeerbaar gegeven bij het
Tiensevest. Over ongeveer de helft van de lengte vormt de tunnel- bedenken van oplossingen. De vorm, de topografie en de aan-
gleuf een barrière. Een bijkomende moeilijkheidsfactor is de aan- grenzende structuur bepalen op een ingrijpende wijze de mogelijk-
wezigheid van het seinhuis nabij het station, een gebouw dat heden van de site.
geïntegreerd diende te worden in het project. Voor deze smalle strook opteerde het Projectteam Stadsontwerp
voor een bebouwing met vrijstaande bouwvolumes met een totale
oppervlakte van 24.000 m2, waarvan enkel een derde, 8.000 m2 ,
ingenomen kon worden als kantoorruimte. Het BPA, de uitwerking
van het “Stadsontwerp”, voorzag een vermenging van werken,
handel en wonen. Kan een bepaalde bouwlocatie wel een theore-
tisch vooropgestelde bestemming aan? Kan men een ontwerp ont-
wikkelen met een derde aan woningbouw zonder er rekening mee
te houden dat er een lawaai niveau is van 85 decibels afkomstig
van voorbijrijdende treinen? Kenmerkend voor spooromgevingen is
de grote aanwezigheid van stof wat het openzetten van ramen
bijna niet toelaat. Men moet de vraag durven stellen of deze strook
die onmiddellijk aansluit bij de sporen wel geschikt is voor huisves-
ting. Natuurlijk zal men bovenaan een mooi uitzicht hebben op de
stad Leuven, maar woonkwaliteit wordt niet enkel bepaald door
panoramische vergezichten of theoretische beschouwingen. Men