175
Het gebruik van een levenslijn is noodzakelijk. In het specifeke geval dat
glasplaten zouden moeten vervangen worden in de toekomst, verhindert
de levenslijn dat mensen in de opening zouden vallen.
Na montage van tweelingbogen en glasdragers, werden alle maten van
de te bedekken oppervlaktes nagemeten. De kleine verschillen van de
afstanden tussen de glasdragers op de werf ten opzichte van het uitvoe-
ringsplan, heeft geleid tot de bestelling van unieke glasplaten. Om ervoor
te zorgen dat iedere glasplaat op zijn juiste plaats terecht zou komen,
werd een strikte uitvoeringsmethode gehanteerd. De volgorde van plaat-
sen werd op voorhand bepaald bij de glasleverancier, die de genummerde
platen stockeerde op een glasbok in de volgorde dat ze gemonteerd moe-
ten worden.
4.7 De ventilatiespleten
De keuze om ter hoogte van iedere dwarse symmetrieas openingen te
voorzien, werd ruimtelijk vertaald in het bouwen van de ventilatiesple-
ten.
De boogvormige primaire constructie volgt de vorm van de aanpalende
schaaldaken en rust op de centrale kolommen van iedere module.
Op deze constructie wordt gelaagd glas gemonteerd. De glasplaten zijn
samengesteld uit twee heldere en geharde glasplaten van 8mm dik waar-
tussen vier PVB flms zijn opgenomen.
In de as van de constructie wordt een open goot gemonteerd voor de
regenwaterafvoer. Ze wordt bedekt met roosterpanelen in roestvrij staal,
die het onderhoud van het glas mogelijk maken.
Door de complexe geometrie van de bogen is veel onderzoek verricht
naar de afmetingen van de glaspanelen en de manier waarop ze worden
bevestigd aan de primaire structuur.
Aangezien deze bogen functioneren als rookluiken, kunnen de glaspa-
nelen geen doorlopend vlak vormen: voldoende openingen tussen de
glaspanelen moeten ervoor zorgen dat rook kan ontsnappen. Door de
panelen bovendien overlappend te plaatsen, blijft de waterdichtheid ge-
garandeerd.
Om de afmetingen en bevestigingswijze van deze drie-dimensionale glas-
structuur te kennen, werd eerst in de werkplaats onderzoek gedaan op
één boog. Met houten mallen en inox-klemmen werd gezocht naar een
oplossing die uniform is voor alle panelen, makkelijk monteerbaar is op de
werf en bovendien de bewegingen van de structuur kan opvangen.
Na consensus in het atelier en principiële goedkeuring van de plannen,
werd deze oefening voor één boog opnieuw gemaakt op de werf. Daar
werd tenslotte de defnitieve afmeting van alle panelen vastgelegd en het
bevestigingsmechanisme goedgekeurd.
4.8 De centrale knoop
Veel onderzoek werd verricht naar de geometrie en realisatie van
de centrale knoop. Dit is de plaats waar alle constructie-elementen
samenkomen: de boogliggers, de structuur van de ventilatiespleten en
de kolommen.
De 3 of 4 buisvormige kolommen worden stijf aan elkaar verbonden.
De bogen en ventilatiespleten worden aan het geheel vastgebout. In de
ruimte die ontstaat tussen bogen en ventilatiespleten wordt de vergaar-
bak, die water opvangt komende van de schaaldaken, de lichtstraten en
van de ventilatiespleten gemonteerd.
Er werd gezocht naar een oplossing waarbij de vorm van deze vergaarbak
de geometrie volgt die voortvloeit uit de assemblage van alle andere con-
structie-elementen. Daardoor wordt visueel de lichtheid van de structuur
benadrukt.
De oplossing bestaat erin een eenvoudige vergaarbak te bouwen, ver-
volgens met plooistukken de geometrie van de knoop te vervolledigen.
Deze plooistukken zijn makkelijk demonteerbaar zodat onderhoud aan het
pluvia-systeem mogelijk blijft.
4.9 Passerelle en liften
Een met hout beklede stalen voetbrug en een ondergrondse
voetgangersdoorgang verbinden de twee zijden van het station en leiden
het langzame verkeer probleemloos van het ene gedeelte van de stad
naar het andere. De zeven meter brede voetbrug is opgesplitst in twee
stroken, een voor voetgangers en een voor fetsers.
Als grote lantaarns die op de perrons zijn opgesteld, laten vijf glazen
liftkokers het daglicht door de dakconstructie in de overdekte ruimte
binnen en brengen ze de voetbrug letterlijk voor het voetlicht.’s Nachts
geven de vijf lantaarns helder licht.
De meest noordelijke boog overspant de toegangen van op de perrons
naar de ondergrondse voetgangerspassage; onder de meest zuidelijke
boog loopt de voetgangers- en fetserbrug naar het stationsplein aan de
overkant.
Vanaf de brug bereikt men via de liften de perrons. De lifttorens priemen
doorheen de kap en worden grote lantaarns die van ver de brug aanduiden.
De brug moet een volwaardig complement vormen met de ondergrondse
passage.
Via de passerelle en de liften kunnen mindervaliden op eigen kracht de
verschillende perrons bereiken. Beide samen creëren een stevig bindteken
tussen stad en voorstad. Fietsen en wandelen onder de schalen door
wordt een merkwaardige ervaring van stedelijkheid en architectuur.
De passerelle steunt op één centrale kolom op ieder perron, en zorgt
dus voor een minimaal obstakel. De onderzijde van de passerelle wordt
afgewerkt met lichtgrijze geprofleerde platen. Deze platen zijn geplooid
volgens een minimale kromtestraal waardoor de passerelle dunner oogt.
De glazen borstwering bestaat uit gelaagd en gehard glas.
De ruimte laat toe om hydraulische liften te plaatsen, waarbij een liftput van
1.20m diep nodig is. De hydraulische lift heeft een snelheid van 1m/s.
De technische ruimte van deze liften wordt onder de liften geplaatst. Een
toegangsluik in de perronvloer voorziet de mogelijkheid van technisch
onderhoud.
4.10 De verticale gevels
De gevels zijn over de gehele hoogte doorzichtig. Deze beglaasde wan-
den schijnen de grens tussen binnen en buiten op te heffen. De gebogen
oppervlakken van het dak defniëren een beschermde ruimte maar de
spanning die zij met de buitenzijde creëren, wordt op een expressieve
manier opgelost door de vloeiende lijnen van de binnenruimte. De uitwer-
king van de gevels wordt zo vergaand vereenvoudigd dat men geneigd
wordt hen te vergeten.
Bovendien merkt men geen helderheidverschil tussen buiten en de peri-
ferie van de binnenruimte zodat de ruimte van het station met haar omge-
ving in elkaar overvloeien. De enveloppe lost geleidelijk op in het licht.
De lichte gevel in gelaagd glas wordt met behulp een stalen schrijnwerk
vastgemaakt aan de dragende verticale profelen. Ter hoogte van de door-
gang van de voetgangerspasserelle, werd de gevel onderbroken; de vorm
en structuur van deze onderbreking laat toe dat de gevel onafhankelijk
kan bewegen ten opzichte van de passerelle en liften.
Alle glaspanelen zijn 3,25m breed, en volgen hierbij de ritmering van de
primaire staalstructuur. De gevelprofelen werden in de eerste versie ont-
worpen met een minimale sectie. De doorbuiging van de profelen en
het glas bij hevige winden zou in geen geval tot breuk leiden; de gevel
zou wel bewegen in horizontale richting. Maar deze verplaatsingen zijn
toelaatbaar en worden opgevangen door de wishbone.
In uitvoeringsfase werd geopteerd voor zwaardere profelen, die rekening
houden met een maximale doorbuiging van 1/500ste van de overspan-
ning.
Onderhoudsroosters laten toe de gevel te reinigen. Een levenslijn beves-
tigd aan de draagconsoles verhindert de arbeiders te vallen.
De aansluiting van de kap aan het oude stationsgebouw is voorzichtig,
met behoud van de eigenheid van dit historische gebouw. Een horizontale
luifel boven het eerste perron maakt de aansluiting met het historische
gebouw.
De behandeling van de gevel langs de Martelarenlaan biedt een eerste
aanhechtingspunt voor het nieuwe “stationseiland Kessel-Lo”. De gevel
dwingt tot een zekere openheid.
In het wedstrijdontwerp bedekt een betonnen plaat de spoorbedding van
op het talud aan de overkant tot aan de twee uiterste goederensporen.
Dit verkleint de breedte van de hele overkapping. De plaat vormt langs
de laan aan de overkant (Martelarenlaan) een platform of voorplein dat
een panoramisch zicht biedt in de overkapte stationshal. Langs dit voor-
plein lijken de vier bogen het straatniveau net te raken. Zij vormen een
elegante langwerpige gevel met golvende daklijn en fjne glazen puien als
gevelvlak. Men kan er, net als vroeger in de luchthaven, reizigers uitwui-
ven of de beweging van mensen en machines gadeslaan.
De evolutie in de ontwikkeling aan zijde Kessel-Lo heeft geleid tot een
andere oplossing. Bovendien konden de goederensporen niet overdekt
worden. Om enerzijds de ruimte van de overkapping te begrenzen en
anderzijds de overkapping visueel te verbinden met deze ontwikkeling,
wordt een strekmetalen wand en luifel voorzien tussen goederensporen
en reizigerssporen. Deze wand met hoge transparantie vormt bovendien
een akoestisch scherm tussen de zone van het doorrijdende goederen-
verkeer en het stationsgebeuren. Deze wand en de uitbreiding van de
passerelle richting Kessel-Lo wordt gebouwd in 2009.
4.11 Perronafwerking
Glazen luifels onder de overkapping.
Verlaagde glazen daken die, met een beperkte overlapping, onder de
stalen bedekking ‘zweven’, zorgen voor beschutting en verzekeren toch
maximale lichtinval.
Deze glazen luifels zijn ter hoogte van elk steunpunt en langs de zijgevels
geplaatst. Ze zijn op maat van de reiziger ontworpen en weerkaatsen het
licht naar de gewelven.
De breedte van deze luifels respecteren het vrije doorgangsprofel van
iedere trein.
De rol van de luifels in weerspiegelend glas is de distributie van het licht:
zij weerkaatsen de lichtstralen naar de bogen. Deze wijziging in de ver-