165
litatief eindresultaat te komen. De ontwerpers (waaronder S.W.K. en
Stockman) hechten veel belang aan het laten binnendringen van daglicht
in de parking evenals aan de juiste dosering van het kunstlicht in de par-
king. Op eerste plaatst moest het een kwalitatieve publieke ruimte zijn
die aangenaam is om te betreden. De toegangen tot de parking zijn zeer
strategisch gekozen, zoals de grote trappenpartij langs het oorlogsmonu-
ment tussen plein en parking. Het is een parking met een verrassende
ruimtelijke kwaliteit, veruit de mooiste parking die de laatste jaren in Bel-
gië werd gebouwd.
De overheid kiest voor de stationsomgeving: KBC-gebouw,
Provinciehuis, VAC.
De overheid gaf in Leuven het voorbeeld. De tunnel, de parking, de plein-
aanleg en het busstation met bijhorende kantoren voor De Lijn zijn de
eerste resultaten van dit ambitieus stedelijk project. Het is het begin van
andere grootschalige ingrepen op een smalle strook evenwijdig aan de
spoorwegbedding. Het eerste project was het nieuw Provinciehuis van
Vlaams-Brabant, gevolgd door het KBC project waarin ook de stedelijke
administratie van de stad Leuven een onderkomen zal krijgen. De derde
fase moet nog starten, het nieuw Vlaams Administratief Centrum (VAC).
Het Provinciehuis en het VAC vormen de twee eindpolen.
De jonge Provincie Vlaams-Brabant met Leuven als centrum koos voor
een locatie aan de Tiensevest. In 1998 werd een internationale wedstrijd
uitgeschreven, gewonnen door de Portugese architect Gonçalo Byrne in
samenwerking met de groep WIT en ingenieur Dirk Jaspaert.11 In het
stadsontwerp en in het BPA plan lag de volumetrie vast: een torenschijf
als de visuele begrenzing aan de zuidzijde van het ontwikkelingsgebied.
Het ontwerp bezit een heldere compositie, een verticale en een hori-
zontale bouwmassa. Het complex werd in het voorjaar 2003 in gebruik
genomen.
De Vlaamse Gemeenschap nam de belangrijke beslissing om het VAC,
zoals in Hasselt, in te planten nabij het station. In 2000 wordt een wed-
strijd uitgeschreven en in oktober 2002 wordt het bureau Zenghelis &
Gigantes gekozen als laureaat. 12 Ook dit gebouw aan de noordzijde krijgt
een verticaal torenvolume en vormt een visuele relatie met het Provin-
ciehuis. Het VAC zal worden opgetrokken door een privé investeerder en
het bureau Jaspers, Eyers & Partners wordt betrokken bij de uitwerking
van het project.
Philippe Samyn & Partners namen ook deel aan de wedstrijd voor het
VAC. De stedenbouwkundige randvoorwaarden van het ontwerp lagen
vast in het BPA opgemaakt door professor Marcel Smets. Alle ontwerpers
moesten een gebouw maken met een lange sokkel met op het einde een
torenvolume; veel vrijheid liet het BPA niet toe. Binnen deze strikte rand-
voorwaarden opteerde Philippe Samyn voor een slingerbeweging van de
sokkel waarmee een antwoord wordt gegeven op de basisvorm van het
bouwterrein. Door deze kromming komt het gebouw los van de keermuur
aan de kant van het spoor. Aan de straatkant werd een gedeelte uitgesne-
den en ingericht als een groene zone, een oplossing die ook aanwezig is
in het winnende project van Gigantes & Zanghelis. Op die wijze ontstaat
aan beide langse zijden een open ruimte voor het publiek.
13
Dat ook belangrijke privé bedrijven het voorbeeld van de overheid wilden
volgen lag voor de hand, deze evolutie werd zelfs aangemoedigd op be-
leidsniveau van de Vlaamse Gemeenschap. Een nieuwbouw direct laten
aansluiten op het netwerk van het openbaar vervoer is het antwoord op
een mobiliteitsproblematiek. De beslissing van de KBC om een nieuw-
bouwproject te realiseren past binnen deze ontwikkeling. De keuze viel
op het smal en lang bouwterrein gelegen tussen het station en het nieuw
Provinciehuis. Aan de langszijde wordt het terrein begrensd door een la-
ger gelegen spoorwegbedding en door de tunnelgleuf van deTiensevest.
Voor deze smalle strook opteerde het Projectteam Stadsontwerp voor
een bebouwing met vrijstaande bouwvolumes met een totale oppervlak-
te van 24.000 m², waarvan enkel een derde, 8.000 m², ingenomen kon
worden als kantoorruimte. Het BPA voorzag een vermenging van werken,
handel en wonen.
Een opmerkelijke vaststelling is dat de overheid in de stationsomgeving
grote kantooroppervlakten mag realiseren zonder bijkomende woongele-
genheden, terwijl voor de zone die in aanmerking komt voor privé-inves-
teerders een totaal andere redenering wordt gehanteerd. Wanneer men
pleit voor een menging van functies dan hadden alle partijen langs deze
nieuwe bebouwingsas in hun programma een gedeelte moeten reserve-
ren voor het wonen. Het komt over alsof huisvesting in deze zone enkel
een zaak is voor de projectontwikkelaars en niet voor de overheid.
Kan een bepaalde bouwlocatie wel een theoretisch vooropgestelde be-
stemming aan die het stadsontwerp voorstelt? Kan men een ontwerp
ontwikkelen met een derde aan woningbouw zonder er rekening mee te
houden dat er een lawaai niveau is van voorbijrijdende goederentreinen?
Men moet de vraag durven stellen of deze strook die onmiddellijk aansluit
bij de sporen wel geschikt is voor huisvesting. De erg storende factoren,
geluidsoverlast en stof, zijn bij het ontwikkelen van een woningbouwpro-
ject zeker factoren die men in rekening moet brengen. Men stelde even-
eens vast dat voor de vooropgestelde verhouding in het BPA er weinig
belangstelling was van projectontwikkelaars. De vraag blijft of het voor-
opgesteld programma voor deze site met 8.000 m² kantoorruimte niet te
laag werd ingeschat.
Door de grote belangstelling die de overheid creëerde voor de stati-
onsomgeving was het bijna voorspelbaar dat men tot een veel grotere
bezettingsgraad van een dergelijke toplocatie moest komen. In verge-
lijking met de Nederlandse situatie, zoals de stationsomgeving van de
provinciestad Arnhem, is een aanbod van 8.000 m² kantoorruimte voor de
privé-sector veel te gering om belangrijke investeerders aan te trekken.
Het grootste bezwaar ten aanzien van het KBC project, ontworpen door
de tijdelijke vereniging Philippe Samyn and Partners & ARCH+I, betreft
het optrekken van de kantooroppervlakte en het elimineren van de woon-
en handelsfunctie in deze zone.
14
Anderzijds moet men vaststellen dat
een stadsontwerp voorstellen kan aanbrengen die een uiterst geringe
economische haalbaarheid bezitten of die door gewijzigde omstandighe-
den onvoldoende aanpasbaar zijn aan nieuwe behoeften.
Na een analyse van het project komt men tot de vaststelling dat Philippe
Samyn wel degelijk een veelheid aan bepalende elementen van de locatie
zorgvuldig heeft geanalyseerd om zijn gebouw juist te positioneren op
deze smalle bouwstrook. Philippe Samyn vertrek vanuit de basisconfgu-
ratie zoals aangeven in het voorstel van Project Stadsontwerp. Hij maakt
een variant op de opeenvolging van bouwvolumes, echter niet door ze
vrijstaand de plaatsen. De grens tussen de sporen en het bouwterrein
wil hij op een ondubbelzinnige manier benadrukken. Het is een aaneen-
schakeling van elf identieke traveeën waarbij de transparantie erg groot
zal zijn door het introduceren van atria tussen de kantoorvolumes. Terwijl
Byrne in het Provinciehuis kiest voor raamopeningen met een horizontale
geleding, het type van het modernistisch raam, wordt de gevelopbouw bij
Philippe Samyn bepaald door een verticaliteit.
Om de leefbaarheid van een historische binnenstad te garanderen is het
gebruik van de fets van cruciaal belang. In Leuven stelt men vast dat een
stationsite meer is dan een transferium, een samenkomst van trein- en
buslijnen, het is een plaats waar duizenden fetsen tijdelijk een onderko-
men moeten krijgen. Vanuit het stadsbestuur werd een standplaats voor
maar liefst 4.000 fetsers gevraagd, wat neerkomt op een oppervlakte
van 6.000 m². De oplossing gaat veel verder dan een architectonische
benadering, het is een stedenbouwkundige keuze waarbij de kwaliteits-
en veiligheidsfactoren bepalende elementen waren. Philippe Samyn en
de opdrachtgever kozen voor een fetsenstalling op één bouwlaag en dit
over de gehele lengte van het KBC project. Onder de fetsenstalling zijn
twee bouwlagen parking voorzien voor 750 wagens. De bovenste par-
kinglaag heeft natuurlijk licht aan beide zijden terwijl de onderste laag
enkel aan de zijde sporen natuurlijke verlichting zal krijgen. Parking ont-
werpen met daglicht is niet enkel vanuit energiebesparend oogpunt een
pluspunt, het geeft de gebruiker zeker ook een groter veiligheidsgevoel.
Voor de fetsenstalling en de garage kan gebruik worden gemaakt van na-
tuurlijke ventilatie, wat eveneens een energiebesparende factor is. Zoals
De Solà-Morales met de grootste zorg de parkeerruimte onder het Marte-
larenplein bedacht, zo ook kiest Philippe Samyn voor parkeerruimtes met
een kwalitatieve ruimtelijke ervaring waar een bevangen, onveilig gevoel
wordt vermeden.
Philippe Samyn is steeds gedreven om zo licht mogelijke constructies
te bedenken. Dit permanente zoeken naar lichte en elegante structuren
wordt in het KBC project een centraal thema. Het is geen high-tech ar-
chitectuur met een opzichtige verschijning, het is veeleer een gebouw
waarbij met een grote beheersing het langwerpig bouwvolume wordt
geritmeerd. Het ontwerp geeft ook een antwoord op een erg moeilijk
gegeven, het integreren van het bestaande seinhuis aan de rechterzijde
van het station. Om technische redenen kan het gebouw niet worden
gesloopt. Dit architectonisch oninteressant seinhuis wordt volledig op-
genomen en gelijktijdig ontstaat er een directe verbinding op het zelfde
niveau tussen de geïntegreerde voetgangersbrug van de perronoverkap-
ping. Zeker bij slecht weer is dit ongetwijfeld een verbetering van het
belevingscomfort binnen deze stationsomgeving.
Het KBC-project van Philippe Samyn werd in extremis afgevoerd. De
projectontwikkelaar die eigenaar was van de gronden gaf vervolgens de
opdracht aan Crepain-Binst Architecten in samenwerking met Archi+I,
een project dat in 2008 werd opgeleverd. Het werd een marktconform
gebouw waarbij voor de afzonderlijke volumes verschillende gevelmateri-
alen werden gekozen terwijl er nauwelijks verschillen zijn qua planoplos-
sing. Een aantal principes uit het project van Philippe Samyn & Partners
werden overgenomen, onder andere de wijze waarop Tiensevest wordt
heraangelegd: de groene bermen op de Tiensevest worden doorgetrok-
ken tot aan het Martelarenplein. Ook de wijze waarop de fetsenparking
onder het gebouw werd gepositioneerd heeft grote verwantschap met
het oorspronkelijk project Philippe Samyn. In het gebouwde project wer-
den alle beglaasde binnenpatio’s weggelaten, een oplossing die Philippe
Samyn introduceerde om op termijn een grotere besparing van energie
te bekomen dan de oplossing met vele buitengevels.
Marc Dubois
(Endnotes)
1 J. Staes, H. Welter (red.), Mechelen, Leuven, Tienen….Retour / een treinreis
door het verleden, Leuven, 1987. Leuven, Open Monumentendag 10 & 11 sep-
tember 1994, Leuven, 1994.