95
EUROPA
2013.09.05
een civiele orde en een centrale institutionele rol, ondanks het respect voor de rooilijn
en de verplichte opname in het bestaande gebouw. Philippe Samyn geeft het volmon-
dig toe: het bouwterrein voor de nieuwe zetel is bescheiden, weinig passend zelfs. Hij
ziet er de wil in van de Belgische staat en de Europese Unie om de zetel zonder veel
ophef te bouwen, zonder ensceneringen zoals die in het verleden van het Brusselse ur-
banisme schering en inslag waren om te voldoen aan de bouwwoede van de Europese
instellingen.
Achter de gevels van patchwork omringt een hoog atrium dat deel van het gebouw
dat voor conferenties en ceremoniële gebeurtenissen is bestemd. Dat gedeelte rust op
de manier van een halfzuil op de gereconstrueerde verdiepingsvloeren van het oude
gebouw. Het atrium omringt, net zoals het zelf ook wordt omringd. Het is een lege
ruimte onder glazen wanden die de tussenruimtes tussen de componenten van het
ontwerp meer luister verleent. Ze maakt deel uit van de typologische geschiedenis van
het moderne atrium. Door de inplanting langs een grote weg, het kubusachtige volume,
het profiel van een doorzichtige dubbele gevel haaks op de weg en de hoogte (elf ver-
diepingen boven het straatniveau) doet het silhouet van het volledige gebouw, ondanks
alle ver-schillen, denken aan de
Ford Foundation
van Kevin Roche, John Dinkeloo &
Associates (1968) in New York [zie de kritische herwaardering van dat gebouw, recen-
telijk geschreven door architect Lebbeus Woods:
.
com/2011/02/27/rethinking-roche/]. De bouwkeuzes zijn niet dezelfde: in New York
bestaat de bekroning uit een massief entablement, in Brussel uit een pergola en een
rooster van zonnepanelen. Geen enkel recuperatiemateriaal mocht met zijn oude be-
koring of zijn poëtische composiet de puriteinse gevels van het New-Yorkse gebouw
verrijken. Dat neemt niet weg dat beide instellingen allebei een lantaarn zijn op de hoek
van de straat en ze hun respectieve binnenruimtes een stedenbouwkundige schaal-
grootte bieden die gunstig is voor de dialoog met de nabije omgeving. Afgezien van die
gelijkenissen qua omvang en inplanting zijn de verschillen evident: het door Philippe
Samyn ontworpen gebouwverheft zijn binnengevels noch balkons boven de centrale
vide. Het laat veeleer zijn atrium schitteren vanaf een spilvoorwerp – een van ruiten
voorzien plein ontvouwt zich rond een centrale ronde ruimte die de orthogonaliteit
en de verticale val van de perifere gevels breekt. Het atrium dient als ontvangst- en
verbindingsruimte, in een compositie die de boog van een ovaal in het vierkante plein
binnenloodst.
De dubbele glasgevel beschermt deze uitgestrekte lobby tegen de overlast van de
straat, zonder er evenwel visueel van gescheiden te zijn. De stedelijke continuïteit botst
hier met de afwijking van het thema van het atrium, zoals dat steeds het geval is als
een lege binnenruimte gevangen wordt in gebouwen die hermetisch afgesloten zijn.
Rem Koolhaas onderstreepte onlangs de nefaste rol van de atriums ontworpen door
John Portman in Atlanta (Georgia): in plaats van het gebouw een opening te bieden
voor lucht en licht, is het atrium er een afgesloten vide geworden, ‘verzegeld voor de
werkelijkheid’ (
sealed against the real
), met andere woorden ondoordringbaar voor elk
stadsleven. De atriums van de luxehotels, de condominiums en de winkelcentra: ze
zijn een ersatz voor een centrale plek, een desintegratie van de stad ten gunste van
monsterlijke architectonische isolaten: ‘Hoe ambitieuzer die autonome vormen’, schrijft
Koolhaas, ‘hoe meer ondermijnen ze de echte centra – hun wanorde, hun complexi-
teit, hun ongeregeldheden, hun drukte, hun etnische verscheidenheid’ [‘Atlanta’,
in
Rem
Koolhaas
et al.
,
SMLXL
, 1995, p. 843].
De gevels van het atrium
De gevels van het atrium omsluiten het
bestaande gebouw in L-vorm als een
kubus. Ze bestaan uit een dragende bin-
nengevel en een buitengevel die eraan
is opgehangen. De gevel rust slechts op
zijn uiterste punten aan de kant van de
Wetstraat. Met een spanwijdte van 48,6 m
draagt hij eveneens een deel van de vloer
van de benedenverdieping, die onafhan-
kelijk is van het dak van de tunnel. De
gevel bestaat uit rechthoekige modules
van 5,40 m lang bij 3,54 m hoog, met
andreaskruisen. Die geometrie genereert
een zeer hoge graad van hyperstaticiteit
die de gevel erg strak doet ogen omdat
het geheel, van gereconstrueerde profie-
len met een uniforme diepte van 30 cm,
volledig gelast is. De hoogst mogelijke
lichtheid wordt bereikt door zowel de
dikte van de platte staven als de breedte
van de profielen te variëren in functie van
de belasting die ze moeten overnemen.
Dat maakt het mogelijk het traject van
de krachten in de stalen constructie te
lezen. De binnengevel aan de kant van
het Justus Lipsius rust op zeven zuilen.
Bij een ontploffing kan eender welke van
die zeven wegvallen zonder invloed te
hebben op de stabiliteit van het geheel.
Dr Ir
philippe samyn
DE tussenruimte voor VA-ET-VIENT