Page 57 - AGC_MultiLingue_HD.indd
P. 57
57
Louvain-la-Neuve trok grote bedrijven aan en dat leidde al snel tot een verzadiging van de zones die de stad oorspronkelijk hiervoor had ingericht. het was dus noodzakelijk nieuwe bedrijfsterreinen aan te leggen en de perimeter van de stad uit te breiden, onder meer ten oosten van rijksweg 4 (N 4).
Met de grootste omzichtigheid werden de bestaande akkers en weilanden afgestaan, eerst voor het Chemical Research Centre van Shell in 1986, voor Sedilec in 1998 en uiteindelijk voor AGC in 2010.
De locatie wordt in het westen begrensd door de N 4 en mooie hoogstammige bomen die gespaard bleven en in het zuiden door de afrit 8a van de autosnelweg E 411 die naar het centrum van de stad leidt. Een gunstige ligging dus die bovendien bijzonder goed zichtbaar is. Dat zorgde ervoor dat de landschappelijke inrichting en de integratie van het gebouw een veeleisende onderneming was.
De toegang voor voertuigen is welbewust discreet. hij vertrekt van- af de avenue Jean Monnet en loopt via de noordoostelijke ‘hoek’, het laagste punt, naar het terrein.
De belangrijkste toegangsweg, een holle en bochtige laan, voert naar het voorplein, de grote zuidelijke ontvangsthal en het over- dekte parkeerterrein.
Een zijlaan loopt langs het noorden van het terrein en verschaft toegang tot een kleinere hal die door leveranciers gebruikt wordt. Een ietspad en een voetpad, beide publiek toegankelijk, zorgen voor een verbinding met de N 4 en de stopplaatsen van het open- baar vervoer.
De parkeerruimten zijn discreet aangelegd onder het gebouw, op een licht golvende, betonnen ondergrond die voorzichtig de contouren van het hellende terrein volgt.
De groenvoorzieningen focussen op biodiversiteit en scharnieren rond drie pijlers voor natuurlijke diversiicatie: de vochtige zone, het coulisselandschap en de weilanden.
De natuurlijke helling van de locatie werd gebruikt voor de aanleg van opeenvolgende microreliëfs met een netwerk van waterbek- kens die het regenwater opvangen, waardoor een geleidelijke op- name van het oppervlaktewater mogelijk is.
De biodiversiteit en de verscheidenheid aan planten vloeien voort uit diverse microbiotopen en zijn afhankelijk van de vochtigheids- graad van elk waterbekken.
Aan de rand van die bekkens heeft zich een typische bermlora ontwikkeld. Die biedt een rijke vegetatie, van waterplanten tot lora van halfvochtige of droge weilanden.
Die zones zijn ideaal voor de ontwikkeling van natuurlijke ecosys- temen en vormen een toevluchtsoord voor vogels, insecten en amibieën.
Naast de vochtige zones werd een coulisselandschap met een ge- diversiieerde vegetatie aangelegd. Dat landschap bestaat uit ge- mengde hagen en bomen en zorgt voor landschappelijke variatie, zowel wat betreft kleuren als plantentexturen.
Door te kiezen voor soorten met kleine vruchten en bessen is de gemengde haag tegelijk een veilige schuilplek, een nestelplaats en een bron van voedsel.
De derde diversiteitspijler bestaat uit grasvelden en weilanden. Die zones met grassen worden verschillend onderhouden, exten- sief voor de natuurlijke weilanden, intensief voor de grasvelden waarop mag worden gewandeld.
Ook de omheining van het terrein verraadt diezelfde zorg voor inte- gratie. Men kan er niet overheen klimmen, want ze zit verborgen in een lage meidoornhaag die het uitzicht op het park niet belemmert.
lOCATIe en OMgevIng
inrichting van het landschap: projectplan


































































































   55   56   57   58   59